E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC2386
LJN BC2386, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 06/7083/MRB

Inhoudsindicatie:

Eiser is kentekenhouder van een auto. Op 17 oktober 2005 heeft een huisgenoot van eiser de auto meegenomen. Op genoemde datum om omstreeks 00:12 uur is door een agent van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland geconstateerd dat de auto op de openbare weg reed. Op het genoemde tijdstip stond de auto als geschorst geregistreerd op de voet van hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994. Naar aanleiding van deze constatering is aan eiser over de periode 14 februari 2005 tot en met 18 november 2005 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 418. Tevens is aan eiser een verzuimboete opgelegd ten bedrage van € 418. In geschil is of de naheffingsaanslag en de boete terecht aan eiser zijn opgelegd. Rechtbank 's-Gravenhage overweegt dat niet in geschil is dat met de auto van de weg gebruik werd gemaakt tijdens een voor die auto geldende schorsing. Naar het oordeel van de rechtbank is - gelet op artikel 35, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 - de naheffingsaanslag terecht en op juiste gronden aan eiser, als houder van de auto, opgelegd. De omstandigheid dat één van de kinderen van eiser zich schuldig zou hebben gemaakt aan zogenoemd ongeoorloofde joy-riding maakt dit oordeel niet anders. Voorts oordeelt de rechtbank dat nu vaststaat dat eiser de verschuldigde belasting niet tijdig heeft betaald, verweerder bevoegd was eiser een verzuimboete op te leggen. Deze verzuimboete acht de rechtbank, gelet op de omstandigheden van het geval, passend en geboden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser, als houder van het voertuig, de nodige maatregelen dient te nemen om te voorkomen dat er ongeoorloofd gebruik van zijn auto wordt gemaakt. Nu eiser niet heeft gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt dat hij het onderhavige gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen, moet de rechtbank concluderen dat eiser heeft nagelaten bedoelde maatregelen te nemen. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank ook overigens geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat de opgelegde boete disproportioneel is. Het beroep is ongegrond.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie